Beschermde soorten en soortenlijsten onder de Wet Natuurbescherming

Door: Martin van den Hoorn en Lucia Schat, Regelink Ecologie & Landschap

Er bestaat nog wel eens verwarring over het feit of een soort wel of niet beschermd is middels de Flora- en faunawet (Ffwet) en straks middels de Wet natuurbescherming (Wnb) en zo ja, met welk beschermingsregime. In dit artikel wordt dit nog eens helder uiteen gezet.

Met het straks opgaan van de Ffwet in de Wnb verandert er (inhoudelijk) ook veel in de opgestelde soortenlijsten. Onder de Ffwet kennen we voor de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen de tabellen 1, 2 en 3. Een aanzienlijk verschil met de huidige soortbescherming is dat circa tweehonderd thans beschermde soorten (vooral vaatplanten en vissen) straks niet meer beschermd zijn en dat er een beperkt aantal nieuwe beschermde soorten is aangewezen (met name ernstig bedreigde en bedreigde dagvlinders en libellen).
Voor soortbescherming onder de Wnb geldt dat deze gericht is op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Binnen deze wet wordt de soortbescherming opgedeeld in drie beschermingsregimes:

Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn (1)
Dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn). Daarbij blijft naar alle waarschijnlijkheid de huidige lijst met jaarrond beschermde vogelnesten onveranderd. Het is nog onduidelijk of de provincies deze lijst blijven hanteren en hoe deze dan gehanteerd gaat worden. De huidige lijst met jaarrond beschermde nesten is opgedeeld in de volgende vijf categorieën:

  1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats.
  2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar.
  3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar.
  4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen.
  5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn (2)
Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de Bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn worden ook vogels genoemd. Sommige vogelsoorten vallen daarmee zowel onder het beschermingsregime van de Vogelrichtlijn als ook onder de Habitatrichtlijn. Het ‘Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn’ is ten aanzien van verstoren strikter dan het ‘Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn’. Mogelijk zijn de vogels uit de Bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn strikter beschermd dan soorten die van nature in Nederland voorkomen en niet in deze bijlagen staan. Grotendeels betreffen het in Nederland zeldzame en doortrekkende soorten of dwaalgasten. Een aantal soorten zoals bijvoorbeeld de pimpelmees zijn algemeen in Nederland.

Beschermingsregime andere soorten (3)
Het gaat hier om de bescherming van niet onder de bovenstaande twee categorieën vallende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland, vermeld in de bijlage van de Wnb (art. 3.10 – 3.11). Voor de zoogdier-, amfibie- en reptielsoorten opgenomen in deze bijlage geldt geen Europese verplichting tot bescherming. Deze soorten worden beschermd vanwege de breed in de maatschappij levende overtuiging dat deze dieren bescherming behoeven. De andere in de bijlage opgenomen soorten worden om ecologische redenen beschermd. Hiermee geeft Nederland uitvoering aan de algemene verplichting van het Biodiversiteitsverdrag om de staat van instandhouding van dier- en plantsoorten te beschermen.

In principe geldt voor alle beschermde soorten een ontheffingsplicht, dus ook voor algemene soorten zoals konijn en egel. De soorten onder het ‘Beschermingsregime andere soorten’ zijn niet ingedeeld in landelijk geldende categorieën zoals we dit kennen met de tabellen 1, 2 en 3 onder de huidige Ffwet. Omdat onder dit beschermingsregime ook veel algemene soorten vallen, hebben verscheidene provincies al eerste ontwerpen van vrijstellingsbesluiten opgesteld. In deze besluiten staat onder andere voor welke soorten een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen in artikel 3.10 van de Wnb. In deze besluiten is weer een verdeling gemaakt tussen meer en minder strikt beschermde soorten, vergelijkbaar met de huidige tabel 1 van de Ffwet. Provincies zijn vrij om invulling te geven aan deze lijsten. Waar nu dus sprake is van een nationale uniforme lijst van vrijgestelde soorten, gaan er in de nieuwe situatie verschillen optreden tussen provincies (zoals al te zien is in de onlangs gepubliceerde eerste ontwerpen van vrijstellingsbesluiten door provincies).

Let wel: Er is een groot verschil met de huidige wetgeving. Onder de huidige wetgeving geeft het werken volgens een goedgekeurde gedragscode alleen een vrijstelling van de verbodsbepalingen voor bestendig beheer of onderhoud en bestendig gebruik. Onder de Wnb (art. 3.31) geldt zo’n vrijstelling straks ook voor ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. Dit heeft dus aanzienlijke gevolgen in de procedures met betrekking tot bijvoorbeeld gierzwaluw en huismus.

>> Ga naar de soortenlijsten

Laat een reactie achter